- Pink·ste·ren (de ~ (m.))
- 1 de vijftigste dag na Pasen, herinneringsfeest aan de nederdaling van de Heilige Geest op de apostelen => pinkster, Sinksen
Kort
Met Pinksteren viert de Kerk de uitstorting van de Heilige Geest over de apostelen, zeven weken na Pasen. Deze gebeurtenis markeert de geboorte van de Kerk.
Vijftigste dag
De naam Pinksteren komt van het Griekse pèntèkostè, dat ‘vijftigste’ betekent. Het is de laatste dag van de vijftigdaagse Paastijd, die aanvangt op Paaszondag. De Kerk viert met Pinksteren de voltooiing van Pasen door de uitstorting van de Heilige Geest over de apostelen.
Vurige tongen
Lucas beschrijft in de Handelingen der Apostelen hoe de apostelen aan het begin van Sjavoeot in Jeruzalem bijeen zijn. "Toen de dag van Pinksteren aanbrak, waren zij allen op één plaats bijeen. Plotseling kwam er uit de hemel een geraas alsof er een hevige wind opstak, en het vulde heel het huis waar zij waren. Er verschenen hun vurige tongen, die zich verspreidden en zich op ieder van hen neerzetten. Zij raakten allen vol van heilige Geest en begonnen te spreken in vreemde talen, zoals de Geest hun ingaf" (Handelingen 2, 1-4). (bron)
Zo, dan weet je waarom je vandaag vrij bent! Veel plezier vandaag en eer God een oprecht moment, dat is wel zo netjes.